2 Is er een wettelijk huwelijksvermogenstelsel en zo ja, wat houdt dit in?
2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?
Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel is dat van gemeenschap van aanwinsten. Dit komt in feite neer op een scheiding van goederen. Noch de goederen van de man, noch die van de vrouw worden het gemeenschapelijk vermogen van de echtgenoten (paragraaf 1363, lid 2 BGB [Duits burgerlijk wetboek]). Dezelfde regel is van toepassing voor de goederen die een echtgenoot verkrijgt na het aangaan van het huwelijk. Indien de goederen van de echtgenoten tijdens het huwelijk echter toenemen, dan wordt dit gelijk verdeeld bij de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel, in het bijzonder als gevolg van een echtscheiding of het overlijden van een van beide echtgenoten. Over het algemeen worden de echtgenoten niet beperkt in het beheer van hun goederen en zijn zij niet aansprakelijk voor schulden van de andere echtgenoot (voor beperkingen in het beheer, zie 2.4.; met betrekking tot aansprakelijkheidsvoorwaarden, zie 2.5.).
2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?
Er bestaat een (weerlegbaar) vermoeden in het voordeel van schuldeisers dat bepaalde goederen toebehoren aan een van beide echtgenoten. Dit is voornamelijk van belang in het kader van de gedwongen tenuitvoerleggen verplichte handhaving (zie 2.6.).
2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?
De echtgenoten hoeven geen boedelbeschrijving op te stellen. Het opstellen van een boedelbeschrijving aan het begin van het huwelijk ("startvermogen") maakt het wel eenvoudiger om de aanwinsten die tijdens het huwelijk zijn ontstaan aan te tonen (zie 5.3.). Indien er geen boedelbeschrijving van het startvermogen is opgesteld, is er sprake van een weerlegbaar vermogen dat het eindvermogen van een echtgenoot zijn/haar aanwinsten vormen (paragraaf 1377, lid 3 BGB).
2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?
Over het algemeen kunnen de echtgenoten vrij beschikken over hun respectieve vermogen tijdens het huwelijk, onder voorbehoud van andersluidende overeenkomsten.
De vrijheid om te beschikken over vermogen is echter als volgt beperkt:
- Een echtgenoot mag niet pogen zijn gehele vermogen te vervreemden zonder toestemming van de andere echtgenoot. Overeenkomstig de rechtspraak kunnen goederen die 80 % van het huwelijksvermogen van de beschikkende echtgenoot bedragen worden beschouwd als "het gehele vermogen" (paragraaf 1365 BGB). In de praktijk wordt aan deze voorwaarden vaak voldaan in het geval van onroerend goed.
- Daarnaast mag een echtgenoot alleen huishoudelijke voorwerpen vervreemden (die zijn of haar exclusieve eigendom zijn) met toestemming van de andere echtgenoot (paragraaf 1369 BGB). De "echtelijke woning" valt niet onder de huishoudelijke voorwerpen. In dit geval wordt echter in de praktijk vaak voldaan aan de voorwaarden in paragraaf 1365 BGB, zoals voormeld.
Indien de andere echtgenoot niet vooraf toestemming geeft, dan wordt een contract opgeschort en heeft dit geen juridische gevolgen tot de echtgenoot toestemming geeft (paragraaf 1366, lid 1 BGB). Indien er geen toestemming wordt gegeven, is het contract ongeldig. In bepaalde gevallen kan de familierechter toestemming geven in plaats van de echtgenoot die geen toestemming geeft. Indien een derde eist dat zijn contractspartner de toestemming verleent, dan moet deze toestemming binnen twee weken worden meegedeeld aan de derde. Anders wordt de toestemming geacht te zijn weerhouden.
2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?
Over het algemeen zijn verplichtingen die door een van beide echtgenoten zijn aangegaan alleen bindend jegens hem/haar. Indien een echtgenoot echter toestemming heeft om verbintenissen aan te gaan om ervoor te zorgen dat aan de dagelijkse behoeften van het gezin wordt voldaan, dan zijn de gevolgen van deze verbintenissen ook bindend jegens de andere echtgenoot (paragraaf 1357, lid 1 BGB).
2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?
De echtgenoten zijn alleen aansprakelijk voor hun eigen schulden, tenzij een echtgenoot, bij wijze van uitzondering, aansprakelijk wordt als gevolg van verbintenissen die zijn aangegaan om aan de dagelijkse behoeften te voldoen (zie 2.5.). Behoudens dit specifieke geval mogen schuldeisers alleen vorderingen instellen tegen het vermogen van de echtgenoot met wie zij een contract hebben gesloten of die op een andere grond aansprakelijk is jegens hen (bijv. aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad).
De gedwongen tenuitvoerlegging wordt vereenvoudigd door het weerlegbaar vermoeden van eigendom (zie 2.2.). Er wordt aangenomen dat roerende goederen in bezit van de ene of de andere echtgenoot toebehoren aan de schuldenaar (beslaglegging) (paragraaf 1362 BGB juncto paragraaf 739 ZPO [Wetboek van burgerlijke rechtsvordering]). Dit vermoeden is niet van toepassing op goederen die exclusief toekomen aan en persoonlijk worden gebruikt door een van de echtgenoten.