2 Is er een wettelijk huwelijksvermogenstelsel en zo ja, wat houdt dit in?
2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?
Er zijn twee systemen die het huwelijksvermogensstelsel van echtgenoten beheersen:
Het stelsel van scheiding van goederen/gemeenschap van aanwinsten (art. 1397-1402 GBW):
Dit regime is van toepassing wanneer de echtgenoten geen huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld. Het stelsel van scheiding van goederen/gemeenschap van aanwinsten (art. 1397 GBW) houdt in dat het huwelijk geen gevolgen heeft voor het eigen vermogen van de echtgenoten. De vermogens die de echtgenoten hadden voor het huwelijk en die zij verwerven na het sluiten van het huwelijk blijven deel uitmaken van hun eigen vermogen, en zij zijn elk afzonderlijk aansprakelijk voor hun eigen schulden met het eigen vermogen. Wanneer het huwelijk wordt ontbonden, heeft elk van beide echtgenoten echter recht op deelname in de toename van het vermogen van de andere echtgenoot die is ontstaan na het sluiten van het huwelijk indien hij/zij aan deze toename heeft bijgedragen (zie 5.1.).
Het stelsel van gemeenschap van goederen (art. 1403-1415 GBW):
Het stelsel van gemeenschap van goederen, dat niet vaak voorkomt, houdt in dat de echtgenoten ervoor kiezen een gemeenschappelijk vermogen in te stellen met gelijke aandelen in elkaars vermogen, maar zonder het recht voor elk van beide echtgenoten om afstand te doen van dit aandeel in het vermogen.
Goederen die vallen onder het stelsel van gemeenschap van goederen (art. 1405 GBW):
Indien het huwelijkscontract / de huwelijkse voorwaarden geen bepaling bevatten over de omvang van het stelsel van gemeenschap van goederen, omvat dit stelsel alle goederen die elk van beide echtgenoten anders dan om niet verwerven tijdens het huwelijk, met uitzondering van inkomen dat afkomstig is van vermogen dat die echtgenoot reeds had voorafgaand aan het huwelijk. Het gemeenschappelijk vermogen omvat niet het volgende, ook niet als dit anders dan om niet is verworven: 1. de goederen van elk van beide echtgenoten die uitsluitend voor persoonlijk gebruik dienen of voor het uitvoeren van zijn/haar beroep en de relevante bijbehorende toebehoren; 2. vorderingen zoals opgenomen in de artikelen 464 en 465 GBW (vorderingen die naar hun aard zo nauw verbonden zijn met één persoon dat ze niet kunnen worden gescheiden van die persoon of vorderingen waarover is overeengekomen dat ze geen onderdeel uitmaken van delegatie); en 3. intellectuele eigendomsrechten.
2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?
Er wordt aangenomen dat een goed deel uitmaakt van het gemeenschappelijk vermogen indien niet anders wordt aangetoond.
2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?
De echtgenoten hoeven geen inventaris van goederen op te stellen.
2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?
- Overeenkomstig het stelsel van scheiding van goederen / gemeenschap van aanwinsten is elk van beide echtgenoten verantwoordelijk voor het beheer en de vervreemding van zijn/haar eigen vermogen. Een van beide echtgenoten mag de andere echtgenoot echter de bevoegdheid verlenen om zijn/haar eigen vermogen te beheren, zonder de verantwoordelijkheid of verplichting om inkomsten die uit het beheer van deze goederen voortkomen te overhandigen, tenzij er tegengestelde voorwaarden zijn overeengekomen. Dergelijke inkomsten worden geacht deel uit te maken van de verplichting om bij te dragen aan de behoeften van het gezin (art. 1399 GBW).
- Overeenkomstig het stelsel van gemeenschap van goederen moeten de echtgenoten overeenkomen wie het gemeenschappelijk vermogen beheert en wie het recht heeft dat te vervreemden. Zij moeten tevens overeenkomen of er toestemming moet worden gegeven wanneer is overeengekomen dat een van beide echtgenoten de goederen beheert.
2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?
Krachtens beide stelsels zijn rechtshandelingen die door de ene echtgenoot zijn aangegaan, in principe, alleen bindend voor die echtgenoot. Onder het stelsel van gemeenschap van goederen is de andere echtgenoot echter subsidiair aansprakelijk voor schulden die door de ene echtgenoot zijn aangegaan tijdens het huwelijk en die betrekking hebben op het beheer van het gemeenschappelijk vermogen en de behoeften van het gezin (zie 2.6.b).
2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?
- Krachtens het stelsel van scheiding van goederen/gemeenschap van aanwinsten is alleen de echtgenoot die tijdens het huwelijk schulden is aangegaan daarvoor aansprakelijk. Schuldeisers kunnen hun vorderingen uitsluitend voldoen met het eigen vermogen van de echtgenoot-schuldenaar.
- Overeenkomstig het stelsel van gemeenschap van goederen ligt de verantwoordelijkheid voor schulden die zijn aangegaan tijdens het huwelijk en die betrekking hebben op het beheer van het gemeenschappelijk vermogen en de behoeften van het gezin bij de echtgenoot-schuldenaar en schuldeisers kunnen hun vorderingen voldoen met zijn/haar eigen vermogen en het gemeenschappelijk vermogen (en, wanneer dit niet voldoende is, uit het vermogen van de echtgenoot die niet de schuldenaar is, tot de helft van de waarde van hun vordering, art. 1410 GBW).In geval van persoonlijke schulden en schulden die geen verband houden met de mogelijkheid voor de echtgenoot van de schuldenaar om het gemeenschappelijk vermogen te beheren, kunnen schuldeisers hun vorderingen voldoen met het eigen vermogen van de echtgenoot-schuldenaar en alleen indien zijn/haar vermogen onvoldoende is, mogen zij hun vorderingen voldoen met het gemeenschappelijk vermogen en dan nog slechts tot de helft van de waarde daarvan (art. 1408-1409 GBW).