1 Welke wet is van toepassing?

1.1. Welk recht is van toepassing op het vermogen van de echtgenoten? Welke criteria/regels worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Welke internationale verdragen moeten worden gerespecteerd met betrekking tot bepaalde landen?

Tenzij de toekomstige echtgenoten anders kiezen, is het recht dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime het nationale recht, indien zij dezelfde nationaliteit hebben. Indien ze niet dezelfde nationaliteit hebben, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van het land waarin beide echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats vestigen na het sluiten van het huwelijk (artikel 4 van het Verdrag van Den Haag van 14 maart 1978 inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime en waarvan de bepalingen zijn getransponeerd in het recht van Luxemburg middels de Wet van 17 maart 1984).

1.2. Hebben de echtgenoten de mogelijkheid het toepasselijke recht te kiezen? Zo ja, door welke beginselen wordt deze keuze dan bepaald (bijvoorbeeld voor welk recht kan gekozen worden, vormvereisten, retroactiviteit)?

Toekomstige echtgenoten kunnen, ook wanneer zij dezelfde nationaliteit hebben, een gereguleerde en beperkte keuze uitbrengenmet betrekking tot het recht dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. Ze hebben de keuze uit de volgende mogelijkheden: het recht van een land waarvan een van beide toekomstige echtgenoten de nationaliteit bezit op het moment van kiezen; het recht van het land waarin een van beide toekomstige echtgenoten zijn/haar gewone verblijfplaats heeft op het moment van kiezen; het recht van het eerste land waar een van beide echtgenoten een nieuwe gewone verblijfplaats vestigt na het sluiten van het huwelijk (artikelen 3 en 6 van het Verdrag van Den Haag).

De keuze voor het toepasselijke recht wordt expliciet gedaan, in de vorm zoals voorgeschreven voor huwelijkse voorwaarden, of volgt noodzakelijkerwijs uit de bepalingen van de huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract (artikelen 11 en 13 van het Verdrag van Den Haag). In artikel 1387 van het Burgerlijk wetboek (BW) wordt bepaald dat het gekozen recht niet in strijd mag zijn met de goede zeden of met de artikelen 1388 e.v. van het BW.